Bij de algemene of strategische beschouwingen te Hoogeveen mocht ik namens CDA deze visie uitspreken. Met enige commentaar neem ik deze in mijn ‘politieke verantwoordingen’ op. Nu dit samenvalt met de (langdurige) corona-crisis zijn er meer auteurs die spreken van ‘nieuw sociaal’….

In de naoorlogse jaren heeft Nederland en dus ook Hoogeveen hard doorgebouwd aan een prachtig sociaal stelsel. Ongekend (op wellicht de Scandinavische landen na) in de wereld. In Hoogeveen hebben de historische partijen CDA, PvdA en soms VVD daar veel energie en uiteindelijk geld ingestopt. Zeker in Hoogeveen. Een plaats met zo heet dat ‘lage SES’. Een lage Sociaal Economische Status. Dus veel geld stoppen in sociale regelingen kon en moest in Hoogeveen. Dat heeft in Hoogeveen (in combinatie met landelijke regelingen als zorgtoeslag en huurtoeslag) voor een flinke armoedeval gezorgd als je uit bijstand en/of uit minima-regelingen valt doordat je (hulde!) aan een baantje bent gekomen. Vanaf 2015 heeft het rijk (en VNG, gemeenten) gedacht dat daar nog wel een drietal regelingen bij konden komen (afgekort): participatiewet, WMO, jeugdwet. Deze drie zijn gelijk ook de grootste posten in de jaarrekening (2019) van Hoogeveen.  CDA is in het kader van deze groeiende regeling alert geworden op en misschien wel allergisch geworden voor: de gulzige overheid. Minder overheid, meer samenleving was het motto van Sybrand Buma de afgelopen jaren.

Gulzige overheid (oratie prof. W. Trommel)

In een studie uit 1974 introduceert Lewis Coser de term greedy institutions. Instituties zijn gulzig wanneer ze mechanismen ontwikkelen om de deelnemers aan het institutionele leven tot absolute toewijding te bewegen. Ideaaltypische voorbeelden vormen het sekteleven of het  vreemdelingenlegioen. Dit zijn instituties die de alleenheerschappij over de loyaliteit van individuen nastreven. Gulzige instituties zijn van alle tijden, maar Coser benadrukt dat in de moderne samenleving specifieke verschijningsvormen ontstaan. Omdat steeds meer instituties, in onderlinge competitie, aanspraak maken op de loyaliteit en trouw van mensen – denk aan werk, gezin, kerk, vriendschap, sport, buurt en vrijwilligerswerk- kunnen gulzige bindingstactieken ontstaan. Doorgaans berusten deze tactieken niet op dwang; wat ze beogen is vrijwillige inschikkelijkheid en ze passen volgens Coser dan ook meer bij liberale dan bij totalitaire samenlevingen.

Analoog aan deze inzichten verstaat Trommel onder greedy governance een stelsel van bestuurlijke technieken dat erop is gericht de toewijding van burgers aan de publieke zaak te versterken. Gulzig bestuur duidt in deze zin dus niet primair op een toename van het aantal overheidstaken (maar heeft het wel vaak tot gevolg, EJK). Voorop staat een kwalitatieve verandering in het overheidshandelen, met als eerste doel om private en civiele loyaliteiten dienstbaar te maken aan een overkoepelend publiek belang. Vooruitlopend op een meer zorgvuldige analyse typeer ik dit belang voorlopig als volgt: lijfsbehoud voor de natiestaat waar deze kopje onder dreigt te gaan in de dynamiek van het mondiale kapitalisme.

Trommel onderkent langs een drietal lijnen patronen van gulzig bestuur te herkennen. De New welfare programma’s beogen de levens van individuele burgers af te stemmen op een overwegend financieel-economisch publiek belang; new public management breidt het leger van publieke functionarissen uit tot ver over de grenzen van de overheidsbureaucratie; new social governance ziet politiek en bestuur niet langer als representant maar veeleer als fabrikant van sociale verbanden.

Angst voor de ontrafeling van het sociaal weefsel drijft de overheid tot een vorm van sturing die Trommel zou willen typeren als new social governance. Waar de gemeenschapszin op samenlevingsniveau dreigt te ontbinden, daar heeft zich een overheid gemeld die ´genezing van het sociale lichaam´ beijvert. Het basisrecept is dat connecties worden gesmeed waar deze niet (meer) spontaan ontstaan. Het palet van praktijken op dit vlak is rijk gevarieerd, van verplichte inburgering tot de zogenaamde probleemwijkoperaties, van beleidsvorming in netwerken tot het formuleren van een samenbindende Nederlandse identiteit. Dit alles gaat gepaard met wat Trommel ‘een discours van daadkracht zou willen noemen’. Gesproken wordt van de
‘herovering van het publieke domein’, met kerntaken voor actoren als ‘buurtregisseurs’, ‘stadsmariniers’ en ‘frontliniewerkers’. Het is belangrijk op te merken dat new social governance geen terugkeer behelst naar de
politiek van pacificatie, zoals die destijds in ons land werd toegepast om eenheid te smeden in een verdeelde cq verzuilde samenleving. Bestaande maatschappelijke verhoudingen vormden daarbij het uitgangspunt en derden in tact gelaten. New social governance wordt veeleer van bovenaf geregisseerd, gaat aan de maatschappelijke diversiteit voorbij en beoogt vanuit een uniform waardeperspectief een nieuw maatschappelijk middenveld te construeren.

In de kern drukt de jongste preoccupatie met maakbaarheid een angst uit voor het verlies van de relatief  besloten, zelfsturende, soevereine natiestaat. Hoe we ons tot deze ontwikkeling wensen te verhouden, zou inzet moeten zijn van stevige politieke controverse. De afwezigheid daarvan stelt niet gerust. Te zeer wordt de overheid alleen nog aangesproken als was zij de HRM-directie van de BV Nederland, belast met het disciplineren van de burgerij tot bruikbaar human captal. Natuurlijk, we kunnen onszelf opsluiten in ons
nationale hok en ons angstvallig toeleggen op de kweek van fittere en productievere burgers.

Trommel spreekt van een ‘samenleving van ‘werktuigen’, werktuigen van markt en staat, en dus ‘geen mensen meer’. Het zijn de woorden van Abraham Kuyper zoals in 1869 uitgesproken in een furieuze rede, getiteld Eenvormigheid; de vloek van het moderne leven. Dus moeten we in Hoogeveen af van eenvormigheid en toe naar maatwerk. Wat heeft iemand (of een gezin) nodig en moet de overheid dat dan leveren…..? Of kan de kracht van de samenleving ingezet worden.

Meer kracht van de samenleving (Wetenschappelijk Instituut CDA)

Centraal in de christendemocratische filosofie staat het belang van de samenleving en haar verbanden. In onze visie bestaat de samenleving niet uit louter individuen, maar maken mensen deel uit van gemeenschappen, zoals hun school, hun werkkring, hun buurt en verenigingen. Via die gemeenschappen kunnen mensen samen
met anderen hun verantwoordelijkheid waarmaken en normen en waarden delen en overdragen. Dat heeft geleid tot een rijk veld van maatschappelijke organisaties, die een belangrijke rol spelen op vele verschillende maatschappelijke terreinen en leerscholen voor burgerschap zijn. Het functioneren van (een deel van) de maatschappelijke organisaties is steeds meer onderwerp van discussie. Soms zien we dat maatschappelijke organisaties zijn verworden tot bureaucratische molochen, waarin de menselijke maat ver is te zoeken. Het blijkt niet altijd gemakkelijk een herkenbare en perspectiefvolle koers aan te houden. Ook is het opvallend hoezeer de laatste jaren omroepen, woningcorporaties en organisaties uit het onderwijs op gespannen voet zijn komen te verkeren met de overheid. Op deze terreinen dreigt een onderlinge ‘strijd’ tussen de maatschappelijke organisaties en de overheid de verhouding te gaan domineren in plaats van dat men de wederzijdse positie en verantwoordelijkheden erkent en daaraan – in aanvulling op elkaar – invulling geeft. Deze ontwikkelingen zijn voor het bestuur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA aanleiding geweest dit rapport uit te brengen, getiteld ‘Op zoek naar de kracht van de samenleving’, zie linkje hieronder.

Dit rapport is een zoektocht naar het eigene van het maatschappelijke domein, de bijdrage van de maatschappelijke organisaties aan het algemeen belang (het bonum commune) en de rol die de overheid kan spelen om de kracht van de samenleving tot ontplooiing te laten komen. Daartoe analyseert dit rapport wat er feitelijk aan de hand is met de maatschappelijke organisaties. Hierbij wordt onderkend dat de maatschappelijke en culturele omstandigheden steeds veranderen en dat verschillende sectoren diverse ontwikkelingen hebben meegemaakt en een eigen perspectief hebben. Vitale maatschappelijke organisaties ademen mee met de maatschappelijke ontwikkelingen. In het rapport worden twee sectoren, het onderwijs en de sport, in meer detail bestudeerd. De resultaten van deze case studies worden geplaatst binnen een meer algemeen (theoretisch) kader over maatschappelijke organisaties. Op grond van die analyse komt het rapport allereerst tot appellerende aanbevelingen voor de maatschappelijke organisaties zelf: hoe blijven ze vitaal en geworteld, zodat ze in eigen beheer en verantwoordelijkheid invulling kunnen (blijven) geven aan hun maatschappelijke ambitie? Daarnaast doet het rapport aanbevelingen voor overheidsbeleid dat zulke vitale maatschappelijke organisaties ondersteunt. Dat vereist een scherp beeld van de wederzijdse verantwoordelijkheden van de samenleving en de overheid, zodat zicht wordt geboden op een meer gedisciplineerde invulling van de publieke verantwoordelijkheden en taken. Deze analyse van het WI is voor voor Hoogeveen toepasbaar.

Lees het rapport van het WI eventueel zelf: https://www.cda.nl/wetenschappelijk-instituut/publicaties-16900/series/uit-overtuiging/op-zoek-naar-de-kracht-van-de-samenleving

Beschouwingen Hoogeveen: nieuw sociaal

Voorzitter, ik ben een optimistisch mens. En het CDA is een optimistische partij. Maar op onze sombere dagen zien we een naargeestig beeld opdoemen van Hoogeveen. Een beeld van een levenloos Hoogeveen. Een beeld van een gemeente waar winkels leegstaan, het zwembad overwoekerd is en het theater dichtgespijkerd, maar waarin auto’s vol jeugdhulpmedewerkers zich heen en weer haasten tussen client en mooie kantoren, slechte wegen, een vervallen gemeentehuis en slaperige woonwijken. Het is het beeld van een gemeente die jarenlang de begroting uit balans heeft laten raken en waar steeds meer uitgaven zijn geschrapt ten koste van met name de jeugdzorg. Net zo lang tot er voor niets anders meer geld was.

Gelukkig hebben we niet zo veel van die sombere dagen. Meestal zien we een ander beeld. Een vrolijk beeld. Een beeld van een levendige provinciestad Hoogeveen. Een beeld van een gemeente met voornamelijk gelukkige mensen, kinderen en gezinnen. Omdat het goed met ze gaat. Omdat er sportclubs zijn, een zwembad en een theater is. Omdat je er goed kunt werken en prettig kunt leven. En omdat, als het je even tegen zit, je kunt rekenen op precies die hulp die jij nodig hebt om weer in de goede richting te komen. Het is het beeld van een gemeente die niet te veel beknibbeld heeft op zorg, maar die ervoor gezorgd heeft dat er balans is met andere uitgaven om de gemeente leefbaar en aantrekkelijk te houden.

Voorzitter, ondanks onze optimistische kijk op het leven, zijn wij bij het bestuderen van de financiële stukken van de gemeente steeds vaker bezorgd. Bezorgd dat het sombere beeld realistischer is dan het vrolijke. Bezorgd omdat wij bij de notitie ‘samenredzaamheid’ een weg inslaan die bij ons grote vragen oproept. Wij roepen op tot duidelijke kaders voor het college. Voor OZB, voor SWO, voor verbonden partijen. Jaar op jaar proberen we te bezuinigen. Dat lukt moeilijk. Het is tijd voor duidelijke kaders. Ook voor het sociaal domein en voor de jeugdhulp in bijzonder.  Want jaar op jaar legt het sociaal domein een groter beslag op onze begroting. En we vragen ons af: hoe krijgen we dat gekanteld? Hoe kunnen we binnenkort weer vol vertrouwen uitkijken naar dat vrolijke toekomstbeeld voor Hoogeveen? Hoe zorgen we ervoor dat we de bijna 200 miljoen die we ieder jaar tot onze beschikking hebben, zo effectief mogelijk daarvoor inzetten?

Soms moet je, om een goed beeld te krijgen, je gewoon focussen. Bij deze strategische beschouwingen willen wij ons focussen op de jeugdzorg en deze centraal stellen in onze strategische visie.

We hebben drie simpele uitgangspunten, die we ook vorig jaar hebben genoemd en die iedereen kan onderschrijven: We willen dat onze jeugd goede zorg krijgt. We willen dat onze hulpverleners goede zorg kunnen verlenen. En we willen dat ons jeugdzorggeld alleen daaraan besteed wordt. Maar hoe simpel ook, dit betekent nogal iets, we moeten ons beeld van de jeugdzorg bijstellen. Jeugdzorg moet onderdeel worden van het ‘nieuw sociaal’; een goed maar betaalbaar sociaal beleid. Ons uiteindelijk doel is om de SES van Hoogeveen omhoog te krijgen. Want met een beter inkomen, minder schulden, een fijne woning en een goede opleiding kunnen we  veel problemen voor onze jeugd voorkomen. Daarbij is het van belang om vroegtijdig de juiste hulp in te zetten. Laagdrempelige hulp waar je zonder etiket terecht kunt en die je snel weer op weg helpt, zonder dat je in lange behandeltrajecten terecht komt. Pas als dat geen soelaas biedt, komt de professionele zorg in beeld.

We geven een aantal punten mee voor jeugdhulp en jeugdzorg, die voor ‘Nieuw Sociaal’ cruciaal zijn.

Ten eerste: We willen dat onze jeugd goede zorg krijgt. Dit betekent dat kinderen en jongeren de hulp krijgen die ze nodig hebben en die ze echt verder brengt. Geen dure projecten en trajecten zonder meetbaar resultaat. Maar nuchterheid en maatwerk. Geen 13 instanties over de vloer, maar één hulp dichtbij,  Zo min mogelijk kinderen naar instanties en zeker geen gesleep van instanties naar instantie. Blijf onderscheid maken tussen helpen en zorg verlenen. Vaak is een goed gesprek, een luisterend oor, een hand op een schouder of de juiste uitdaging effectiever dan praten, praten of pillen.

Ten tweede: We willen dat onze hulpverleners goede zorg kunnen verlenen. Met ander woorden: geen oeverloze overleggen en bureaucratie, maar ruimte om aan te pakken en door te pakken. Kijk daarbij ook vooral naar het doorbreken van organisatiebelangen. Kijk niet in de eerste instantie naar wat kan en mag, maar maak mogelijk wat nodig is. Zoek de grenzen op van wetgeving en grijp de kansen voor slimme samenwerking. Zoek de directe oplossing.  Samen met de hulpvragers. Gebruik innovatieve mogelijkheden. Investeer in vernieuwers, in andersdenkenden.

Ten derde: We willen dat ons jeugdzorggeld alleen aan goede zorg wordt besteed. Oftewel: stop met het schrijven van dikke rapporten, beleidsnota’s en transitieplannen, maar ga aan de slag. Besteed het geld aan de echte hulpverleners, werk vanuit de professionaliteit en deskundigheid van de jeugdhulpprofessionals. Niet meer ambtenaren, stop de gulzige overheid!

Maar ook: besteed jeugdzorggeld aan jeugdzorg en wees duidelijk wat daarvoor wel en niet in aanmerking komt. Definieer met ons als raad wat is wel en wat is in Hoogeveen geen zorg! Wees kritisch en durf nee te zeggen bij vragen de geen hulpvragen zijn.

Voorzitter, met deze beschouwing willen we ons niet alleen richten op het college, de raad en ambtenaren, maar vooral ook op de samenleving. De zorg voor onze jeugd is een zorg van ons allemaal. Werken vanuit eigen kracht, is meer dan de zelfredzaamheid van een gezin. Het CDA gelooft in het verdelen van dit soort belangrijke verantwoordelijkheden. Hulpverleners vertellen ons dat kinderen vrijwel nooit zelf het probleem zijn als ze in de jeugdzorg terecht komen. En dat is ook zo. Vaak zit er een wereld achter, een wereld die zich vaak thuis afspeelt. Een wereld van problemen, van schulden of scheidingen. Of juist een wereld van gewoon te weinig aandacht en tijd van ouders voor hun kinderen. Leg kinderen geen onbereikbare doelen op. Niet alles is een probleem en niet iedereen is hetzelfde. Het ene kind is drukker dan het andere. Het ene is socialer dan een ander. De een leert makkelijker dan een ander. Niet voor alles hoeft je kind direct naar therapie, niet iedere diagnose helpt je kind verder in het leven. Geef u op als mentor van zo’n jongere, of wees een moeder die (heel jonge) moeders op weg helpt. Voor het CDA is jeugdhulp niet iets van ambtelijke burelen, maar van omzien naar elkaar. Noaberschap.

Voorzitter, Nieuw Sociaal vraagt om keuzes. Om kaders. Daar is de raad voor aan zet. Wij hebben diverse vragen over de jeugdhulp en – zorg in onze gemeente. Na decentraliseren moeten we nu integreren. Dat is niet makkelijk. Laat de kaderstellende raad haar beste gezicht laten zien voor het sociale Hoogeveen van de toekomst. Wij willen direct na het reces met de wethouder in debat over de jeugdhulp en jeugdzorg in Hoogeveen. En wij vragen bij deze alvast steun voor dit verzoek van onze collega-fracties.


Uiteindelijk zal het CDA Hoogeveen dit verwoorden in motie ‘breed zomerakkoord’ (opgesteld op 30 juni, ingekort, unaniem aangenomen op 2 juli 2020 door raad van Hoogeveen) om de raad aan zet te krijgen.  Door deze motie is tevens de positie van CDA wethouder Erik Giethoorn ter beschikking gesteld en is opgeroepen door CDA om als raad te komen tot een passend bestuur. Wat passend is zou door informateurs geadviseerd en door de 31 in de raad besloten moeten worden. Ook wel verwoord als ‘alle ramen en deuren mogen van ons open’.

Lees verder:

https://www.cda.nl/drenthe/hoogeveen/actueel/nieuws/financien-op-orde-andere-koers-betere-verhoudingen