Hoe om te gaan met belangen van burgers in een wereld van gemeenschappelijke regelingen: coöperatiemaatschappij met een markt voor financiële en publieke waarde en transparantie. De introductie van een ‘PWC’…..(scrol door naar de paragraaf ‘Mogelijke oplossing’ als je alle onderbouwing wilt overslaan…)

Op twitter ontstond met mijn ‘politieke vriend’ Jan Mastwijk (oud-tweede-kamerlid voor CDA) een discussie rondom de problematiek van de ‘gemeenschappelijke regeling’, in het jargon de GR.  En op twitter kan ik mijn overdenkingen niet goed kwijt. Het is namelijk best een aardig vraagstuk: ‘de burger en de GR’. Het raakt aan veel discussies: burgerparticipatie bijvoorbeeld. En dan komen we uit bij een bijzondere wereld: die van de bestuurlijke vernieuwing. Een overheid die burgers meer invloed wil geen. Iets waar het CDA in 1990 al een imponerend stuk over geschreven heeft! Ver voor de komst van de participatiemaatschappij (Rutte 2013) of de coöperatiemaatschappij (CU 2016).

Wat is het probleem met GR-en?

Een GR is een middel om met verschillende gemeenten het toenemend aantal taken op te pakken. Deze regelingen zijn vaak ‘overheidsbedrijven’ die gezamenlijk (zo is in ieder geval de opzet) efficiënter een taak kunnen uitvoeren. De optimale schaal van zo’n GR is zeer wisselend. Duidelijk is wel dat een GR een (grotendeels) bedrijfsmatige overheidstaak uitvoert en daarvoor van de deelnemende gemeenten een flinke som geld krijgt. Soms geld wat die gemeente ook weer uit ‘Den Haag’ krijgt, maar toch. Vaak worden GR-en bestuurt door wethouders. Iedere 4 jaar heeft zo’n GR dus een ander toezichthouder/bestuur.  In de praktijk wordt de GR bestuurt door een zelfstandig opererende directie (of Raad van Bestuur). En deze maakt inhoudelijk veelal gebruik van de ‘adjudant’ van de wethouder. De beleidsambtenaar. Deze zit vaak al meerdere decennia op de GR en kent alle ins en outs. De adjudant is meer een inhoudelijk klankbord van de GR-directie/Raad van bestuur. De wethouder wordt daarnaast gestuurd door het (politieke) coalitieakkoord, maar ook moties, amendementen, zienswijzen en begrotingsbeslissingen van zijn of haar gemeenteraad.

Soms zien we ook alternatieven op de klassieke GR die daar heel dicht in de buurt komen. We denken aan een ‘informele GR’ (samenwerkingsovereenkomst) waarbij gemeenten ook vaak weer veel geld bij elkaar brengen om een doel te realiseren.  In onze omgeving denken we aan ‘Dutch Tech Zone’. Gericht op stimulering van werkgelegenheid in Zuid-Oost-Drenthe. Maar ook NV’s komen voor. Bijvoorbeeld een NV voor het ophalen van de vuilnis. Bij ons Area Reiniging NV. Een NV met een aandeelhoudersvergadering waarin de deelnemende gemeenten zeggenschap hebben en een Raad van Commissarissen waar de wethouders weer zitting hebben. Afgezien dat dergelijke NV betaald moet worden naar prestaties en deze prestaties weer door gemeenten worden betaald en vervolgens worden doorvertaald naar belastingen, is er fundamenteel niet veel verschil met de GR-en.  Belastingbetaler betaald, GR of NV voert taken uit. Daartussen bevind zich een complex spel, deels politiek, deels zakelijk. Een ‘spel’ waar de burger of diensten-afnemer geen invloed op heeft. En de werking van de markt telt niet. Je kunt als burger/afnemer namelijk niet voor een alternatief kiezen…Dus de directe invloed van de burger op een GR is vrijwel nihil. Dergelijke ‘frustratie’ zien we ook bij andere instituties zoals een ziekenhuis. Maar doordat daar landelijke geldstromen en landelijk toezicht (NZA) spelen is dat nog weer een tikkie complexer. Leuk om de lezen dat de gezondheidswet van 1956 al naar provinciale gezondheidsraden wilden.  Alles om een oplossing te vinden tussen het complexe samenspel tussen overheid, samenleving en markt.

Samenleving en CDA[1]

Wat vind het CDA nu precies. Het CDA is immers de partij van de ‘samenleving’.  Van de slogan: ‘minder overheid, meer samenleving’? In 2013 start Rutte II met een ‘nieuwe’ oplossing: na overheid-centraal (maakbare samenleving) en de markt-regelt-het (economische factoren sturen het meest eerlijk) is er de: participatiesamenleving in Rutte-II.  Opvallend is wel dat deze niet bij de samenleving zelf is begonnen. Ruim een jaar na de kreet van de liberaal Rutte gaven minister Plasterk en staatssecretaris Van Rijn namens het kabinet een nadere uitleg van die gebezigde term: ‘De kern daarvan is een samenleving waarin mensen zelf betrokken zijn bij en mede-eigenaar zijn van publieke voorzieningen. De zorg en ondersteuning vanuit de overheid sluiten hierbij aan, in plaats van andersom. Zorg en ondersteuning vanuit de overheid vinden op maat plaats, al naar gelang de situatie waarin mensen zich bevinden en de mogelijkheden waarin ze zelf met behulp van hun omgeving oplossingen kunnen aandragen. Dus overheid sluit aan op een samenleving waar iedereen mede-eigenaar van is…. De decentralisatie van overheidstaken die gelijktijdig plaatsvinden worden gelegitimeerd met: ‘Gemeenten worden over het algemeen beter in staat geacht het ondersteuningsaanbod aan te passen aan de behoefte en situatie van hun inwoners. Immers, gemeenten worden verondersteld hun ingezetenen “beter te kennen”, kleinschaliger te kunnen opereren en mensen dankzij maatwerk beter tot meedoen te kunnen bewegen’.  De vraag is nu of de huidige samenwerkingsvormen in GR-vorm hetgeen waren wat de Rutte II voor ogen had….? Het grote nadeel van de GR-en is immers dat de burger dan wel zijn/haar vertegenwoordiger(s) op grote afstand komen te staan en in bepaalde (ziekenhuizen) grote invloeds-afstand komen te staan.

De naoorlogse verzorgingsstaat maakt hiermee volgens dat kabinet langzaam maar zeker plaats voor een participatiesamenleving. De rol van het rijk als centralistische regisseur van de samenleving wordt losgelaten, omdat zij niet alleen vaak te inefficiënt en te pretentieus wordt bevonden, maar ook omdat vanuit de samenleving – van onderop dus – de roep klinkt om meer ruimte voor burgers en hun organisaties. In feite is de participatiesamenleving op die manier de uitkomst van een optelsom aan maatschappelijke trends in plaats van een politiek-filosofisch gefundeerde keuze voor de samenleving als uitgangspunt.

Daarom is vanuit CDA belangrijke bezinning op de vraag hoe we de verhouding zien tussen samenleving ten opzichte van staat en markt. Wie met de huidige pleidooien voor een actievere samenleving in het achterhoofd de CDA-studies uit de jaren tachtig en negentig terugleest, krijgt haast de indruk dat de tijd heeft stilgestaan… Maar met evenveel recht kan worden betoogd dat de CDA-ideologen van toen hun tijd ver vooruit waren. Vooral de studie Publieke gerechtigheid. Een CDA-visie op de rol van de overheid in de samenleving, verschenen in 1990, is wat dat betreft een visiedocument wat nu weer van stal kunnen halen! Overigens moeten we ons dus wel beraden op de afstand van huidige maatschappelijke bedrijven richting burgers/afnemers.

Het pleidooi voor actievere samenleving vloeit logischerwijs voort uit de in de politieke filosofie van de christendemocratie diep gevoelde overtuiging dat de mens een wezen is dat binnen de maatschappelijke organisaties en instituties waarvan hij deel uitmaakt wordt geroepen tot verantwoordelijkheid. Wil de participatiesamenleving werkelijk van de grond komen, duurzaam zijn en slagen dan zal de overheid zich een andere sturingsfilosofie moeten aanmeten. Want wie de huidige beleidswijzigingen rondom de decentralisaties in het bijzonder en de participatiesamenleving in het algemeen in zijn consequenties probeert te doordenken, realiseert zich dat er nog heel wat wissels moeten worden omgezet voordat het geloof in de samenleving daadwerkelijk is gevestigd.

Natuurlijk, al zijn grenzen tussen markt, overheid en samenleving minder scherp te trekken, zo ervaren we ook in ons dagelijks leven. Werk en privé; overheid, markt en samenleving, het valt allemaal minder scherp af te bakenen. Sturen vanuit één van die domeinen is moeilijk – zo niet onmogelijk geworden – en dus komt het aan op creatieve combinaties. Men spreekt in dit verband ook wel van de coöperatiemaatschappij waarin al naar gelang het maatschappelijk vraagstuk partijen uit overheid, markt en samenleving samenwerken. It takes three to tango. Echter, dit alles moet niet verhullen dat de overheid als hoeder van het recht en democratisch gelegitimeerd instituut een bijzondere positie behoort toe te komen. Het vraagt een vloeibare overheid of een samenwerking tussen de drie partijen in een improvisatiemodel. Maar ook een overheid die terug kan vallen op duidelijke grondnormen (principle-based governement zou ik dit kunnen noemen).

De klassieke verzorgingsstaat wordt gekenmerkt door sterk denken vanuit de overheid. Het new public management van de jaren tachtig en negentig is duidelijk gestempeld door de markt. Met de opkomst van de netwerk- en informatiesamenleving hebben deze sturingsfilosofieën dus echter grotendeels afgedaan. Over het antwoord op de vraag wat daarvoor in de plaats komt, is het laatste woord nog niet gezegd en geschreven, maar in de literatuur dienen zich interessante perspectieven aan. Omdat de meeste overheden in de wereld niet langer echte machtscentra zijn, maar actoren in een netwerk, lijkt een strategie die gericht is op sturen in netwerken geboden.

Netwerkende overheid gericht op publieke waarde

De participerende overheid denkt voorbij de netwerkende overheid[2] en draait evenals de eerder genoemde overheidsparticipatietrap de verhouding tussen overheid en samenleving radicaal om. ‘De overheid doet zoveel mogelijk een beroep op de veerkrachtigheid en pluraliteit van de samenleving en minder op centrale actoren en gevestigde partijen. Samenleving en markt betreden in toenemende hetzelfde speelveld.  Het idee van een netwerkende overheid is afkomstig van John Benington en wordt door hem ‘networked community governance’ genoemd[3].  Dat kan het beste plaatsvinden op een lokale of regionale schaal. De gebieden in onze provincie Drenthe moeten daarbij, gezien de omvang en het aantal inwoners/afnemers handelen op een provinciale (soms nog op te delen in Noord en Zuid) schaal. Die snaar wordt ook wel ‘glokalisering’ genoemd. Een wereldwijde beweging die in antwoord op een wereld die steeds kleiner wordt, maar waarop we tegelijkertijd de grip verliezen, het lokale, herkenbare en vertrouwde poogt te herwaarderen. Of zoals ik dat graag noemen wil: ‘de menselijk maat blijft in maatschappelijke ondernemen de prioriteit’. Een maatschappelijk bedrijf is gericht op creëren van publieke waarde. Er is dus een principiële gelijkwaardigheid tussen overheid, markt en gemeenschap met als doel de doelstelling van creëren van publieke waarde terug te brengen. Het realiseren en borgen van publieke waarde is niet het kiezen voor één van de drie hoeken, maar het vermogen om die drie adequaat te combineren[4].’

Wetenschappelijk instituut van CDA in juni 2016 formuleerde de volgende belangrijke doelstelling over de overheid anno nu: de overheid zoekt de samenwerking met samenleving en de markt bij het creëren van publieke waarde, zonder dat zij daarbij haar eigenstandige positie als dienaar van het recht en de mensen uit het oog verliest.

Als CDA zijn we natuurlijk blij met de herwaardering van de samenleving, maar het gaat niet alleen om burgers, ook ondernemingen, gezinnen en de overheid horen erbij. Die afzonderlijke verbanden bouwen allemaal aan de samenleving en hebben een gelijkwaardige positie.”
Publieke waarde en maximale transparantie

We zien dat inwoners/afnemers niet op hun achterhoofd zijn gevallen. Zij kunnen de publieke waarde goed inschatten. Door de trend van de maximale transparantie (nu nog afgedwongen door journalisten – panama papers e.d.-  en door WOB-verzoeken) gaat de burger ook betere afwegingen maken. Ik realiseer me dat dit een stelling of veronderstelling is, maar we hebben net betoogd dat het CDA uitgaat van de verantwoordelijke burger. Zeker in meerderheid is dat in ons land het geval. Maximale transparantie moet door overheden en maatschappelijke ondernemingen wel georganiseerd worden. Anders krijgen we geruchten, sentimenten en fake-nieuws wat de verantwoordelijke burger in haar/zijn besluitvorming gaat meenemen….Professor Jaap Sijmons (bijzonder hoogleraar gezondheidszorgrecht) schrijft het waarschuwend als volgt op: ‘Om de dichotomie[5] van normatief toezien versus overheidsingrijpen te overstijgen zal de overheid de publieke belangen moeten weten te vertalen in doelstellingen, op een manier die door private partijen herkend en verwezenlijkt kan worden. Zowel de zorgverzekeraars als de zorgaanbieders zouden aangespoord kunnen worden tot meer marktdynamiek in de richting van de publieke doelstellingen’. [6] Dit zou dus ook voor andere beleidsterreinen geschreven kunnen worden. We zien in toenemende mate het publieke domein als vrijwilligers en sociaal ondernemers taken van de overheid overnemen. Publieke waardebepaling vindt vanuit dit perspectief niet plaats vanuit de overheid, maar in de maatschappij door burgers en bedrijven. De overheid is er hier vooral om kaders en ondersteuning aan te bieden en dus recht en rechtvaardigheid te bewaken.  Het sturen op publieke waarde is overigens geen makkie.  We moeten daar niet licht over denken. Om dat nu niet ook nog helemaal in dit artikel te gaan uitdiepen verwijs ik naar ‘sturen op publieke waarde’ van Clement van der Klooster[7] (VU-onderzoeker).  Wat wel weer zien is dat van der Klooster stil staat in zijn 5 principes bij burgers en stakeholders (vaak dezelfde) bij het bepalen van de juiste principes voor bepalen van een meetbare publieke waarde.  Het verdient ook een pleidooi om de realisatie van publieke waarde ook publiek te maken en daarmee ook de vergelijkheid van publieke waarde zichtbaar te maken voor burgers en stakeholders.  Je zou ook kunnen zeggen de publieke waarde wordt een maatstaf voor ‘goed werk’. Het wordt dus ook onderdeel van de verantwoordings- en controlecyclus. En dat vraagt nog wel iets van rapportage- en goverance-methoden om nog maar niet te spreken van controlemethode van het veelal in zich zelf gekeerde accountantsberoep…ook een andere onderwerp.

wmd

Terug naar onze basisvraag: welke organisatievorm kan de publieke (inclusief financiële) waarde van een (maatschappelijk) bedrijf het beste realiseren. We willen dan in de driehoek de volgende principes hanteren:

  1. Ondernemerschap zorgt voor vernieuwing en veelal het hoogste rendement;
  2. Breed rendement omvat zowel financiële als publieke of maatschappelijke doelstellingen;
  3. Overheid dient toezicht te houden op besteding van gelden die gezamenlijk bij elkaar gebracht zijn;
  4. Democratische legitimatie van besluitvorming moet voor burgers herkenbaar zijn en via representatieve democratie beïnvloedbaar.
  5. De gekozen vertegenwoordigers van het burgers/afnemersbelang moeten een integrale financiële en maatschappelijke afweging kunnen maken.

We zien dat de eerder behandelde GR-en moeilijk scoren op onderdelen van deze lijst…:

No. Principe Score
1 Ondernemerschap zorgt voor vernieuwing en veelal het hoogste rendement; Niet makkelijk te realiseren. Zie Alescon met vele participaties waardoor ondernemers samen werken met overheid.
2 Breed rendement omvat zowel financiële als publieke of maatschappelijke doelstellingen; Goed te realiseren, maar wordt in praktijk nog te weinig transparant gemaakt. Beinvloed de maatschappelijke acceptatie.
3 Overheid dient toezicht te houden op besteding van gelden die gezamenlijk bij elkaar gebracht zijn; Goed te doen, maar dan wel vaak door collegeleden (wethouders)
4 Democratische legitimatie van besluitvorming moet voor burgers herkenbaar zijn en via representatieve democratie beïnvloedbaar Heeft op dit moment minder plaats in het model, maar zou te realiseren moeten zijn.
5. De gekozen vertegenwoordigers van het burgers/afnemersbelang moeten een integrale financiële en maatschappelijke afweging kunnen maken. Lastig. Raadsleden kunnen oproepen tot een ‘zienswijze’ en daarmee de wethouders op pad sturen. Daarin worden belangen van andere wethouders niet meegenomen dus ontstaat diffuus afwegingsproces wat transparantie niet ten goede komt.

 

In een aantal regio’s zien we een alternatief voor de GR ontstaan. De Federatie. Daarna staan we nog stil bij de CIC (uit het VK) en natuurlijk ons alternatief de PWC.

De federatie

Een federatie kennen we natuurlijk in vele soort en maten. De Verenigde staten is eigenlijk wel een van de grootste voorbeelden. Een federatie is dan ook een bond van samenwerkende staten of instituties die elk hun eigen zelfstandigheid houden. Dat kan ook tussen één of meerdere gemeenten. De federatie is een tussenoplossing om toch vooral zelfstandigheid te behouden.

bladel

Zo’n federatie zou als bestuursvorm het beste van twee werelden combineren. De aangesloten gemeenten blijven zelfstandig, dus sommige taken blijven dicht bij de burger. Maar beleidsterreinen waarvoor schaalgrootte en samenwerking nodig zijn, worden overgedragen aan een federatiebestuur. Dat bestaat uit een federatieraad waarvan de leden rechtstreeks door de burgers van de gemeenten gekozen worden en een afzonderlijk college voor het dagelijks bestuur. Het federatiebestuur en de losse gemeentebesturen werken autonoom naast elkaar, ieder heeft zijn eigen strak afgebakende taken, beleidsterreinen en budgetten. Dat betekent dus dat je bijvoorbeeld als je Alescon-Zuid creert er naast de raden van de Wolden, Hoogeveen en Midden-Drenthe een raad voor Alescon-Zuid moet komen, met eigen begroting etc. Dat roept de vraag op of dit niet een zelfde problematiek genereerd als bij de waterschappen. Een nieuwe bestuurslaag waar niemand (als het goed gaat) echt belangstelling voor heeft. Het is van de burger wel wat veel gevraagd….Ook bestuurskundige Boogers van de Universiteit van Twente ziet een probleem. “Regionale bestuursorganen kun je niet rechtstreeks laten kiezen door de bevolking.” Daarvoor zou een wijziging nodig zijn van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Los van de wettelijke onmogelijkheid vraagt de bestuurskundige zich af of gemeenten het zichzelf met die bestuursvorm niet enorm moeilijk zouden maken. Met dat extra federatiebestuur erbij krijg je heel veel bestuurlijke drukte.”

No. Principe Score
1 Ondernemerschap zorgt voor vernieuwing en veelal het hoogste rendement; Hierbij zien we geen verandering ten opzicht van de GR. De bestuurders zijn nog steeds gericht op met name politieke relevantie en sturing.
2 Breed rendement omvat zowel financiële als publieke of maatschappelijke doelstellingen; Zoals gezegd. De bestuurder in de federatie zal vooral politiek georiënteerd zijn.  Beloning op basis van (breed gedefinieerde) rendementen is niet goed mogelijk.
3 Overheid dient toezicht te houden op besteding van gelden die gezamenlijk bij elkaar gebracht zijn; Een poging wordt ondernemen, maar wel weer erg complex gemaakt. Meerdere bestuurslagen werken sowieso niet in voordeel van transparantie en invloed.
4 Democratische legitimatie van besluitvorming moet voor burgers herkenbaar zijn en via representatieve democratie beïnvloedbaar Dit lijkt beter geregeld. De keuze is er. Maar daarbij doet zich ook gelijk een nadeel voor dat besluiten over bijvoorbeeld financiën nu in minimaal één raad meer gemaakt moet worden.
5. De gekozen vertegenwoordigers van het burgers/afnemersbelang moeten een integrale financiële en maatschappelijke afweging kunnen maken. Lastig. Door meerdere raden die betrokken zijn en de toename met 1 raad kunnen burgervertegenwoordigers geen of moeilijk integrale afweging maken.

 

De CIC

In het verenigd koninkrijk heeft men voor dergelijk sociale doelstellingen een ondernemingsvorm gecreëerd. De CIC (community interested company). We moeten die term wel hanteren omdat er geen Nederlands alternatief bestaat voor deze rechtspersoon. Het is een bijzondere rechtspersoon waarmee ondernemerschap wordt gecombineerd met nastreven van sociale of duurzame doelstellingen.  Een CIC A community interest company is a business with primarily social objectives whose surpluses are principally reinvested for that purpose in the business or in the community, rather than being driven by the need to maximise profit for shareholders and owners.CICCICis een bedrijf met voornamelijk sociale doelstellingen waarvan de overschotten hoofdzakelijk voor dat doel opnieuw moeten worden geïnvesteerd in het bedrijf of in de gemeenschap. Dergelijke bedrijven worden niet gedreven door de noodzaak om de winst voor aandeelhouders en eigenaren te maximaliseren. CICs tackle a wide range of social and environmental issues and operate in all parts of the economy. CIC’s pakken een breed scala aan sociale en milieukwesties aan en zijn actief in alle delen van de economie. By using business solutions to achieve public good, it is believed that CICs have a distinct and valuable role to play in helping create a strong, sustainable and socially inclusive economy. Door zakelijke oplossingen te gebruiken om het algemeen belang te dienen, wordt aangenomen dat CIC’s een duidelijke en waardevolle rol te spelen hebben bij het helpen creëren van een sterke, duurzame en sociaal inclusieve economie. [3]DeCICs are diverse. CIC’s zijn divers. They include social and community enterprises, social firms, mutual organisations such as co-operatives , and large-scale organisations operating locally, regionally, nationally or internationally. Ze omvatten sociale en gemeenschapsondernemingen, sociale ondernemingen, onderlinge organisaties zoals coöperaties en grootschalige organisaties die lokaal, regionaal, nationaal of internationaal opereren.CICs must be limited companies of one form or another. CIC’s moeten een Ltd (Engelse BV) zijn. A CIC cannot be a charity, an IPS or an unincorporated organisation. Een CIC kan geen liefdadigheidsorganisatie, een goed doel of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid zijn.

Regular limited liability companies that do not have charitable status find it difficult to ensure that their assets are dedicated to public benefit.Reguliere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die geen liefdadigheidsstatus hebben, vinden het moeilijk om ervoor te zorgen dat hun vermogen ten dienste staat van het algemeen nut. There is no simple, clear way of locking assets of such a company to a public benefit purpose other than applying for charitable status. Er is geen eenvoudige, duidelijke manier om activa van zo’n bedrijf te vergrendelen voor een ander algemeen nut dan om een ​​charitatieve status aan te vragen. The community interest company is intended to meet this need. Het gemeenschapsbelangbedrijf is bedoeld om aan deze behoefte te voldoen.

Interessant is dat de CIC geen voorbeeld is wat voldoet aan al onze criteria:

No. Principe Score
1 Ondernemerschap zorgt voor vernieuwing en veelal het hoogste rendement; Goed te realiseren
2 Breed rendement omvat zowel financiële als publieke of maatschappelijke doelstellingen; Goed te realiseren, bijvoorbeeld vast te leggen in de statuten van de BV.
3 Overheid dient toezicht te houden op besteding van gelden die gezamenlijk bij elkaar gebracht zijn; Lastiger. Moeten aparte methoden voor opgezet worden. Bijvoorbeeld stichting ‘maatschappelijk doel’ naast de BV.
4 Democratische legitimatie van besluitvorming moet voor burgers herkenbaar zijn en via representatieve democratie beïnvloedbaar Onmogelijk bij een BV te realiseren.
5. De gekozen vertegenwoordigers van het burgers/afnemersbelang moeten een integrale financiële en maatschappelijke afweging kunnen maken. Onmogelijk. Past niet bij deze rechtspersoon.

 

Mogelijke oplossing: de ‘PWC’

Afgezien van het feit dat wij met PWC kiezen voor een afkorting die makkelijk door een accountantskantoor gesponsord zou kunnen worden, komt PWC voor mij het dichtste bij een vorm die aan de 5 principes ten goede komt. PWC staat bij mij voor ‘publieke waarde coöperatie’.  Een cooperatie welke door enkele slimme zetten aan veel van de genoemde uitgangspunten tegemoet komt. Daarvoor moet er dus wel even een stapje verder gezet worden als de klassieke cooperatie die we bijvoorbeeld verzekeringsland of agrarisch Nederland als vele decennia hebben. Maar ook anders georganiseerd dan de huidige moderne coöperaties. We zien op vlak van glasvezel en duurzame energie immers ook veel moderne (nieuwe) coöperaties. Een rechtsvorm die dus vanuit de start een vehicle is wat past bij toenemende burgerparticipatie of maatschappelijk samenwerking. Maar in de PWC willen we, via statuten en structuren, dichtbij de voordelen van de federatie komen en de invloed van representatieve democratie niet overboord zetten en geen nieuwe bestuurslagen creëren. Integraal beleid moet mogelijk blijven en boven gemeentelijke (lokale) belangen geplaatst worden.  En nog wel een grote uitdaging is het creëren…van ondernemerschap.

cooperatie oud

Wat maakt de PWC bijzonder….:

  1. Brede rendement ligt vast in statuten, is nader gedefinieerd in het managementcontract van de leiding en wordt door ledenraad en RvC bewaakt.
  2. De ledenraad kent raadsleden van de deelnemende gemeenten. Hun bevoegdheden beperkt edoch in verantwoording en begroting nadrukkelijk aanwezig.
  3. Raadsleden worden door hun gemeente afgevaardigd. Politieke partijen moeten bij hun kandidaatstelling aan de burgers duidelijk maken welk raadslid de belangen van burgers/afnemers op dit beleidsterrein gaat behartigen. Mensen weten bij hun stem op wie ze gaan stemmen als het gaat om belangenbehartiging t.a.v. zorg, vuilnis, brandweer, schuldhulpverlening etc.
  4. Raadsleden nemen de stemverhoudingen van hun gemeente mee in de ledenraad. Bij een samenwerking tussen bijvoorbeeld Hoogeveen, de Wolden en Midden-Drenthe dan zijn er in totaal 31+19+23 is 73 stemmen te verdelen. Dit doet het meest recht aan de representatieve democratie.
  5. De wethouders zitten in een Raad van Commissarissen. En houden een zeg maar eerste lijns toezicht op de bestuurder(s). In het governance-reglement van de PWC worden ook de verantwoordelijkheden van RvC (aanstellen en ontslaan bestuurder) en dergelijke geregeld.
  6. Ledenraad kan (maximaal 40%) worden uitgebreid met materiedeskundigen (soort kroonleden) die door andere 60% van de leden iedere 4 jaar bekrachtigd moeten worden.
  7. Doordat ‘breed rendement’ duidelijk en meetbaar gedefinieerd is kan iedere raadslid toezicht houden, maar kan ook e vergelijking met andere coöperaties in vergelijkbaar werkgebied worden gecreëerd en de RvC kan in de beloningsstructuur van bestuurders (en die weer van hun medewerkers) de realisatie van breed rendement meenemen. Door vergelijkbaarheid en (deels) resultaat afhankelijkheid wordt surrogaatvorm van ondernemerschap gecreëerd.
  8. De raadsleden moeten in de ledenraad samenwerken en dus ook boven lokale belangen staan. De stemverhouding heeft ook een relatie met de subsidierelatie die een gemeente heeft met de coöperatie!
  9. Behaald rendement mag (zie CIC) voor maximaal 35% worden uitgekeerd aan de leden (gemeenten). Het overige dient terug te komen in innovatie, vermogen, beloning maar zeker ook in lagere tarieven in nieuwe begrotingsperioden. Daarover beslissen nu net de ledenraden met hun terecht dubbel petten! Tarief van de PWC en belasting van hun burgers is namelijk een medaille met twee kanten en daar dienen raadsleden goed op te letten!
No. Principe Score
1 Ondernemerschap zorgt voor vernieuwing en veelal het hoogste rendement; Proberen we na te bootsen en zo optimaal mogelijk te realiseren. Door (deels) resultaat afhankelijkheid zal breed in het bedrijf de invloed van resultaten gevoeld worden.
2 Breed rendement omvat zowel financiële als publieke of maatschappelijke doelstellingen; Met (vertegenwoordigers van) inwoners/afnemers worden deze jaarlijks ingevuld en daarmee als target gesteld.
3 Overheid dient toezicht te houden op besteding van gelden die gezamenlijk bij elkaar gebracht zijn; Raadsleden moeten dus wel goed thuis zijn en blijven in de materie om dit toezicht ook handen een voeten te geven.
4 Democratische legitimatie van besluitvorming moet voor burgers herkenbaar zijn en via representatieve democratie beïnvloedbaar Is goed te doen in dit model.
5. De gekozen vertegenwoordigers van het burgers/afnemersbelang moeten een integrale financiële en maatschappelijke afweging kunnen maken. Dat kunnen ze, maar ze moeten wel op twee borden schakelen. In hun raad en in de ledenraad. Dus dit vraag souplesse en twee kanten op redeneren of rekenen. De verhoudingen in raad en ledenraad werken op elkaar door. Via arbitrage moeten patstellingen worden doorbroken. Bestuurders spelen belangrijke en preventieve rol…

 

Kortom de PWC zou geprobeerd kunnen worden…..misschien wel wat de nodige gemeentelijke belastingen. Dat zorgt voor aandacht van de inwoners. En voor de drukke raadsleden: het CDA pleit al jaren voor aanvullende maatregelen. Er moet dan voor raadsleden (zeker die met extra taken op coöperatieniveau) gezorgd worden voor:

  1. Extra beloning door dat er in de ledenraad plaats genomen wordt;
  2. Extra mogelijkheid om verlof te krijgen voor maatschappelijke functie of om enige fiscale voordelen te krijgen als men ondernemer is.

Kortom het is interessant wat er gaat gebeuren met nieuwe samenwerkingsverbanden in onze regio. Juridisch lijkt deze ‘PWC’ in de haak, dus kwestie van waar een wil is is een PWC… o ja, zou nog even PWC bellen of deze naam hun aanspreekt….een coöperatiemaatschappij, daar passen zeker coöperaties bij!

EJK

[1] Op basis van rapport ‘gezag, vrijheid en burgerschap’ van Wetenschappelijk Instituut van CDA’ van juni 2016

[2] Martijn van der Steen (e.a.), Leren door doen. Overheidsparticipatie in een energieke samenleving. Den Haag: PBL/NSOB, 2014, pp. 20-21. 149

[3] Zie: John Benington, ‘From Private Choice to Public Value?’, in: John Benington & Mark H. Moore, Public Value: Theory and Practice. Basingstoke: Palgrave MacMillan, pp. 31-49.

[4] Zie ook: Robert van Putten & Wouter Beekers, Coöperatiemaatschappij. Solidariteit organiseren in de eenentwintigste eeuw. Amersfoort: Wetenschappelijk Instituut voor de ChristenUnie, 2014.

[5] Ik heb dat mooie woord laten staan, maar we zouden ook tweedeling kunnen schrijven.

[6] Maatschappelijk ondernemen en toezicht op publieke belangen in de zorg? 2010, door J.G. Sijmons

[7] https://platformoverheid.nl/artikel/vijf-principes-voor-sturen-op-maatschappelijke-waarde